Mohammed. Perspectieven op de Profeet - Christian Lange
Mohammed heeft echt bestaan, dat is zowat het enige dat vaststaat. Deze peulenschil aan kennis heeft niet belet dat er dikke biografieën over de profeet geschreven zijn en dat de stroom van hagiografische teksten door de eeuwen heen is blijven aanzwellen, tot vandaag de dag. Kort door de bocht: elke auteur, elke islamitische afsplitsing, elk tijdperk, elke regio heeft zijn eigen Mohammed bij elkaar verzonnen, vaak toegesneden op het gebruik in eigen belang. Christian Lange, hoogleraar arabistiek en islamologie in Utrecht, zet in Mohammed. Perspectieven op de Profeet de diverse verbeeldingen kraakhelder op een rij.
De allereerste biograaf was Ibn Ishaq uit Medina. Hij stierf 135 jaar na de dood van Mohammed en had dus geen informatie uit de eerste hand. Hij kreeg van Mansoer, de eerste grote kalief van de Abbasiden, de opdracht tot het schrijven van een wereldgeschiedenis. In het hart van deze historie plaatste de auteur het levensverhaal van Mohammed. Zijn boek was in de eerste plaats een legitimatie van de (Arabische) Abbasiden die zich moesten zien te handhaven tegenover de groeiende meerderheid van Perzische moslimbekeerlingen. Christian Lange: ‘Naast het benadrukken van de superioriteit van de Arabische cultuur van de Abassiden-dynastie is het Ibn Ishaqs streven om de waarheid van de islam te profileren tegenover het jodendom en het christendom.’
Aan deze auteur danken we onder meer de beruchte ‘duivelsversen’, Koranregels die Mohammed door de duivel werden ingefluisterd. Een typische iconische verleidingsscène door het kwaad dus. Hoewel veel huidige moslims nog altijd geloven dat Ishaqs biografie het echte leven van de profeet schetst en veel latere hagiografieën erop teruggrijpen, werd de biograaf kort na publicatie al door een moslimexegeet weggezet als ‘oplichter’ en een eeuw later als ‘aartsleugenaar’. Maar het ligt nog ingewikkelder. Deze eerste biografie is maar deels overgeleverd en dan nog voor een groot part in andere biografieën die die plagiëren of er kritiek op hebben. Afin, het was van in het begin een zooitje, zoals ook de opvolging van de profeet chaotisch, ja, zelfs moorddadig verliep.
Eén ding is zeker, de betrouwbaarheid van deze bron(nen) is zeer gering. Het gaat om ‘Tendenzüberlieferungen’ om met een term van de Hongaarse islamoloog Ignaz Goldziher te spreken. Het gevolg is dat er ‘nooit een canonieke versie van het leven van de stichter werd vastgelegd’ zoals in het christendom, aldus Lange. Dit geeft natuurlijk ruimte aan diverse Mohammeds: de militaire bevelhebber, de wetgever (zoals Mozes), de leraar en geleerde (al kon hij niet lezen), de asceet (onder invloed van de eerste christelijke woestijnmonniken), de vrouwengek, de onfeilbare, de wonderdoener, de sociaal revolutionair, de verrezene (zoals Christus), de volmaakte, de mysticus, de apocalyptische visionair enzovoort.
Het leidde tot soms bijzonder spectaculair religieus gespin: een Mohammed met hazelip als tegengif voor een breed lachende profeet, een hemelreis op een muildier met mensenhoofd (een overtreffende trap van Christus’ hemelvaart dus) en de profeet als aanvoerder van een apocalyptische joodse hervormingsbeweging, een bedenksel van de westerse ‘revisionisten’ Crone en Cook. Christian Lange tekent geduldig en met grote belezenheid de veelkleurige gestalten van de profeet uit en stipt de vele tegenstrijdigheden in deze legendes, mythes, constructies en fabels aan.
Hoewel in de Koran staat dat God Mohammeds ‘vroegere en latere zonden’ zal vergeven en er in dit zogenaamde heilig boek nergens sprake is van mirakels, wordt hij door een bepaald soort puriteinse moslims als een na te streven perfect voorbeeld gepositioneerd. Hij kan bij God ook voor anderen bemiddelen en heeft wonderen gedaan – duidelijk weer invloed van het christendom. Dit vloekt met de visie van andere dogmatici, met name de salafisten, die curieus genoeg tegen de vergoddelijking van de ‘gewone mens’ Mohammed zijn. De soefi’s, die heel veel invloed op de ontwikkeling van de islam hebben gehad maar nu door extremisten als ongelovigen worden gebrandmerkt, maakten er dan weer een esoterische figuur van. Hij zou uit zijn graf zijn opgestaan (alweer zoals Christus) en als een soort licht in de hemel zetelen.
Ook zijn moeder ontving hem als een licht in haar schoot. Kortom, Mohammed werd een passe-partout voor zowat elke strekking. Hoewel de islam niet zo dweept met relikwieën als de katholieke kerk, creëerde de volksreligiositeit een handeltje in baardharen, tanden, sandalen, mantels en stenen voetafdrukken van Mohammed. Sommige van die relieken zijn te bewonderen in het Topkapi-museum in Istanbul. Tot mijn verbazing las ik in het boek van Christian Lange dat Mohammed vanaf de 13de eeuw geregeld werd afgebeeld, vooral in Perzië en Turkije. Na de revolutie in 1979 in Iran prijkte zijn gezicht zelfs op posters, briefkaarten, stickers en tapijten. Er bestaat dus helemaal geen portretverbod voor Mohammed (tenzij natuurlijk weer bij allerlei sektarische islamfiliaties).
Lange analyseert ook kort de voortdurend wisselende westerse visies op de profeet en laat zien hoe de historische context ook bij ons het beeld van Mohammed (ver)vormt. Tijdens de kruistochten wordt hij als ketter afgeschilderd die zijn dwaalleer in de Koran ‘uitkotst’, terwijl diens verering in het Oosten in die periode juist ongekende hoogten bereikt. In de loop der tijden wordt hij in Europa van alles beticht: van oplichterij, verslaafdheid aan vrouwen, machtswellust en van gewelddadigheid. Dante plaatst hem in de hel, voor Luther is hij ‘de zoon van de duivel’, Voltaire gebruikt hem in Mahomet ou le fanatisme als een personage om het ancien régime en de kerk aan te vallen, Goethe en Rilke zijn er positief door gefascineerd.
En in de twintigste eeuw? Christian Lange: ‘Het is aan het begin van de 21e eeuw amper voorstelbaar, maar honderd jaar geleden voelden Europese intellectuelen zich in groten getalen aangetrokken door de islam. De islam had toen een populariteit in Europa die vergelijkbaar is met die van het boeddhisme van de jaren 70 in Californië.’ Inderdaad godvergeten. Vandaag mogen moslims al blij zijn als Mohammed in onze contreien geen kinderverlokker of verkrachter wordt genoemd.
De talloze perspectieven uit het boek van Lange zijn zeer leerzaam, soms vermakelijk, maar ze laten boven alles zien waarom de profeet, in al zijn flexibele bijsturingen, voor moslims onveranderlijk belangrijk en inspirerend blijft (zoals Jezus voor christenen). Lange maakt ook indirect duidelijk hoeveel de islam gejat heeft van de Bijbel en de Jezusfiguur. Om maar één voorbeeld te geven: zoals Mozes een afstammeling is van Abraham zo moest ook Mohammed zo nodig van Abraham afstammen, hoe ongeloofwaardig dit ook is, maar met voldoende fantasie is elke genealogie op te stellen. Stamde Caesar ook niet van Venus af? Eigenlijk zou dit boek voor alle moslims verplichte lectuur moeten zijn, zodat ze een beter zicht krijgen op hun eigen fantasievolle geschiedenis. Uiteindelijk is de profeet ook maar een speeltje (geweest) in handen van allerlei machtsgroepen en facties, zowel bij wereldlijke als religieuze heersers.
Eén kritiek nog. Op het einde van zijn boek krijgt de auteur plotseling slappe knieën als hij het moslimfundamentalisme ter sprake brengt. Sterker, hij laat ineens zijn afstandelijke, wetenschappelijke houding varen. Hij veroordeelt uiteraard alle aanslagen en moordpartijen, maar argumenteert dat vrije meningsuiting niet absoluut is. Dat klopt, maar die begrenzing slaat uitsluitend op oproepen tot agressie, niet op satire of literaire thematisering van (moslim)onderwerpen zoals in De duivelsverzen van Salman Rushdie. Helaas komen die geweldsoproepen bijna exclusief van moslims. Niet de roman van Rushdie is immoreel maar de dodelijke fatwa van Khomeini.
Ook de heibel rond de Mohammedcartoons is door haatimams bewust georkestreerd en uitvergroot, terwijl religieuze leiders juist het voortouw in verantwoordelijk gedrag zouden moeten nemen. En wat te zeggen over de slachtpartij bij Charlie Hebdo? Uit sociologisch onderzoek blijkt dat maar 7% van de voorpagina’s van dit blad met religie de spot drijft, en daarvan zijn dan weer amper 1,3% aan de islam gewijd, drie keer minder dan aan het christendom (bron: Illusies voor gevorderden van Maarten Boudry). Ook moslimauteurs worden voortdurend bedreigd of gemolesteerd. Had Nagieb Mahfouz, Nobelprijswinnaar, zijn religieuze parabel De kinderen van onze buurt niet mogen schrijven? Hij werd op straat neergestoken en bleef zijn verdere leven gehandicapt. En mag de hedendaagse Marokkaanse schrijver Abdullah Taïa dan ook homoseksualiteit niet tot onderwerp van zijn boeken maken, omdat dit krenkend voor gelovigen is?
Misschien bedoelt Christian Lange het niet zo, maar Michel Houellebecq zou deze halfhartigheid een typisch voorbeeld van ‘soumission’ vinden. Jammer, het is een smet op dit voor de rest uiterst boeiende boek.
Christian Lange, Mohammed. Perspectieven op de Profeet, 168 blz., €14,99, Amsterdam University Press, 2017.
Recensie door Leo De Haes