Engineers of Jihad - Diego Gambetta & Steffen Hertog
De zoektocht naar welke factoren ten grondslag liggen aan radicalisering is al jaren gaande, en zal ongetwijfeld een eeuwig voortschrijdende kwestie blijven. Zeker na de meest recente golf van radicalisering, die van de Syriëgangers, blijft dit een kwestie die de actualiteit, en de wetenschap, domineert. Sommige wetenschappers hebben inmiddels al vele tientallen factoren die bijdragen aan radicalisering geïdentificeerd. Anderen proberen een cruciale factor te onderscheiden die aan radicalisering ten grondslag kan liggen: de mate van religiositeit bijvoorbeeld, of het ervaren van een gevoel van uitsluiting, gebrekkige integratie of psychologische problemen. Geen van deze factoren is tot nu toe het ei van Columbus gebleken.
Een recent verschenen boek kijkt echter naar een opvallend fenomeen, namelijk hoe het kan zijn dat ingenieurs oververtegenwoordigd zijn in islamistische en jihadistische groepen. Zowel onder islamisten en jihadisten in het Westen als in overwegend islamitische landen staan ingenieurs met stipt op een in de data over studieachtergronden van radicalen, gevolgd door geneeskundestudenten en studenten islamitische studies. Het boek Engineers of Jihad; The Curious Connection between Violent Extremism and Education van Diego Gambetta en Steffen Hertog onderbouwt dit met statistische data, en gaat ook in op de vraag hoe het kan dat ingenieurs oververtegenwoordigd zijn onder de islamistische radicalen.
De auteurs stellen aan de hand van een indrukwekkende verzameling data over de opleidingsachtergronden van islamistische radicalen vast dat de kans dat ingenieurs teruggevonden worden in de gegevens over bekende radicalen liefst 17 keer zo groot is dan wat men verwachtte indien ingenieurs net zo snel zouden radicaliseren als het gemiddelde van de mannelijke populatie. Ingenieurs zijn dus zwaar oververtegenwoordigd, zowel onder politiek islamitische (islamistische) bewegingen als onder jihadistische groeperingen.
Na dit vastgesteld te hebben proberen de auteurs te achterhalen welke verklaringen hieraan ten grondslag kunnen liggen. Men stelt vast dat in het Midden-Oosten relatieve deprivatie weleens bij zou kunnen dragen aan de radicalisering van ingenieurs. Veel ingenieurs komen in die regio namelijk niet aan de slag, terwijl de verwachtingspatronen voor hen wel hoog zijn. Echter, in Europa en Azië komen zij wel aan de slag, terwijl ook daar ingenieurs oververtegenwoordigd zijn onder de radicale islamisten.
Ook het actief werven van ingenieurs door ronselaars lijkt niet zozeer de cruciale factor te zijn die hier een oorzakelijke rol speelt, aangezien ingenieurs simpelweg zelf eerder tot islamisme of jihadisme aangetrokken worden dan dat zij door groeperingen geronseld worden. De auteurs gaan uiteindelijk over tot vergelijkend onderzoek met links- en rechtsradicalen. Linkse radicalen zijn overwegend terug te vinden in de sociale en de geesteswetenschappen en de wiskunde, terwijl rechtsradicalen eerder jurist of, opvallend, ingenieur zijn. Naast in radiaal-islamistische hoek zijn ingenieurs dus ook oververtegenwoordigd onder extreemrechts.
De oorzaak hiervan vinden de auteurs uiteindelijk terug in de richting van cognitieve en sociaal-emotionele trekken en eigenschappen. Zo kennen zowel rechtsradicalen als radicale islamisten bijvoorbeeld een grote aanleg voor het voelen van walging, een meer rigide blik op de wereld, een sterker groepsgevoel, intolerantie ten opzichte van ambiguïteit, een neiging naar simplisme en een verlangen naar orde. De hiërarchische, zelfs mechanische, sociale orde die zowel extreemrechts als het radicale islamisme voorstaat trekt dus een bepaalde groep mensen aan, en daaronder bevinden zich dus veel ingenieurs. Het lijkt er dus eerder op dat bepaalde karaktertrekken cruciaal zijn dan dat opleidingsachtergrond an sich dat is wanneer we het hebben over de neiging tot radicalisering.
De studie van Gambetta en Hertog is in de huidige tijd niet alleen extreem relevant, ook is zij origineel en voegt zij daadwerkelijk wat toe aan de reeds bestaande literatuur over radicalisering. Met de uitvoerige data die de auteurs in hun onderzoek presenteren is het vooral ook een goed onderbouwde studie. Dit boek kan een basis vormen voor de verdere zoektocht naar op welke zaken diegene die zich bezighouden met het tegengaan van radicalisering zich moeten richten. Het laat zien dat de opleidingsachtergrond van radicalen niet zomaar een gegeven is, maar wel degelijk een factor van betekenis.
Diego Gambetta & Steffen Hertog, Engineers of Jihad. The Curious Connection between Violent Extremism and Education, Princeton University Press, 2016.
Recensie door Gert Jan Geling