De overvloed – Annie Dillard
Anne Dillard kende ik van Pelgrim langs Tinker Creek, een evocatieve en hallucinante verkenning van de natuur rond een kreek ergens diep in Virgina USA. Eindelijk is er weer een nieuw boek van Anne Dillard in het Nederlands vertaald, voortreffelijk nog wel, door Henny Corver. In De overvloed heeft Dillard een aantal essays, eerder gepubliceerd in verschillende boeken, samengebracht.
In het eerste essay over een zonsverduistering beschrijft Dillard hoe de maan als een soort zwarte lensdop voor de zon schuift en hoe vlak voor de totale zonsverduistering met een enorme snelheid een muur van schaduw over de vallei raasde. Hoe sensibel Annie Dillard is blijkt wel als ze schrijft: “Wat ik zag, waar ik me in leek te bevinden, was al het gebroken licht dat de herinneringen van de doden op de levende wereld konden werpen. We waren met ons allen staand gestorven op de heuvels van Yakima en zweefden nu afzonderlijk door de eeuwigheid.” Ik probeer niet me voor te stellen hoe dat zou voelen maar lees de metataal van Dillard als een gedicht. Want het proza van Annie Dillard is extreem poëtisch.
Bij de ontmoeting met een wezel schrijft Dillard: “Onze blikken haakten in elkaar en iemand gooide de sleutel weg.” Dat doet me denken aan Sitting in the rain, een song van John Mayall waarin hij zingt Gonna lock you in my arms baby, before I throw away the key. “De wezel laat zich leiden door noodzaak en wij door keuze,” een typische Dillard-zin waar je een heel essay aan zou kunnen wijden. Verderop weer zo’n prachtige Dillard-vondst: “Land is een gegoten iets en tijd een oppervlak dat een wuivende franje vormt aan vluchtigheid, aan een honderdvoudig hol en wegtrekkend blauw.” En wat te denken van: “Tijd is de bleke schaduwvertaling van de eeuwigheid, net zoals de eilanden die zijn van de zee.”
Paganisme is een evocatief en lyrisch gedicht in proza over de wereld, de werelden, de goden, dieren. Evenzo is het essay Zo moet je leven pure poetry in prose. Soms, vaak weet ik niet wat ze bedoelt maar ik lees door, volg het metrum van haar taal, soms is het alsof ze tijdens het schrijven onder invloed verkeerde. Haar jeugdherinneringen uit An American childhood zijn heerlijk om te lezen, vooral het verhaal Gezant dat over Amerikaanse cultuur en muziek gaat. Dillard groeide klaarblijkelijk op in een liefdevol gezin met ouders die van cultuur, literatuur en muziek hielden. Ze had het slechter kunnen treffen.
Het korte verhaal Tsunami eindigt met weer zo’n prachtige Dillard-alinea: “Wij die nu lucht inademen voegen ons ooit bij de talloze lagen mensen die ooit lucht inademden. We verrijzen uit stof en keren weer tot stof, en de almacht van het universum balt zich tegen ons samen.” Hiermee loopt ze alvast vooruit op wat ik het meest fascinerende verhaal uit deze bundel vond, het grootse essay getiteld Voorlopig dat verhaalt van zand en stof en Teilhard de Chardin. De verhandeling over zand en stof is zonder meer encyclopedisch, ongelooflijk hoeveel wetenswaardigheden Dillard weet te verzamelen in amper 42 pagina’s. Maar ook de daardoorheen geweven geschiedenis van de jezuïet Teilhard de Chardin is wonderlijk en tot de verbeelding sprekend. Ongelofelijk hoezeer deze erudiet de voet werd dwarsgezet door Rome, vaak zelfs zonder meer wreed te noemen. De wetenschapper, paleontoloog, priester en hartstochtelijk Gauloises-roker, brancardier in de Eerste Wereldoorlog, beantwoordde deze wreedheid slechts met nederigheid.
Hij hield van Lucille Swan maar brak zijn beloftes van gehoorzaamheid en kuisheid nooit. Én hij bepaalde de ouderdom van de Pekingmens. En we weten nu dat de mens - erectus - de eilanden van Azië al duizenden jaren bereisde voordat Europa mensen telde die zoiets als een vlot wisten te bedenken. Zo verrassend om in een essay een Chinese woestijnen doorkruisende priester te verbinden aan zand en stof en dat essay de titel Voorlopig mee te geven. Bedoelt Dillard dat het moment van waarneming er altijd een is in een eindeloze sequentie, nu ligt er twintig meter stof en zand over vroegere lagen, over honderd jaar is daar nog eens tien meter bijgekomen? Of is alles altijd en zonder uitzondering hooguit ‘voorlopig’? Of je nu priester bent of slechts een zandkorrel?
In het laatste essay uit deze bundel, Expeditie naar de Pool, combineert Dillard verhalen over poolreizigers aan haar eigen jeugdherinneringen aan kerkbezoek, waarbij je je voortdurend afvraagt wat het een met het ander van doen heeft. En dan opeens merkt zij op: “Waar we ook gaan of staan, onze taak lijkt maar om één ding te draaien: een werkbaar compromis vinden tussen het sublieme van onze denkbeelden en het absurde van ons bestaan.”
Een even opmerkelijke als merkwaardige schrijfster, deze Annie Dillard. Zeldzaam begaafd en enorm belezen ook. Dit is grootse literatuur, er is niets dat ik liever lees dan zulke schitterende verhalen.
Recensie door Enno Nuy
Annie Dillard, De overvloed, Atlas Contact, 2020, 250 pagina’s