De olijke atheïst - Floris van den Berg
Heeft het zin om een niet religieus-gelovige wereldbeschouwing uit te dragen? Velen denken dat dit totaal zinloos is of niet onverstandig of kwetsend. Wie liberaal is kan proberen anderen ook liberaal te maken. Wie socialist is kan proberen anderen van de zegeningen van het socialisme te overtuigen. Ook religieus gelovigen, zoals boeddhisten, christenen, moslims – zij hebben allemaal het idee dat het zin heeft met anderen in gesprek te gaan over hun levensbeschouwing en het mooie daarvan naar voren te brengen. Niemand vindt dat gek.
Er bestaat echter een soort universele consensus over atheïsme die inhoudt dat een atheïst geen redelijk belang kan hebben om met zijn ontkenning van God te koop te lopen. Atheïsten die ongevraagd hun mening geven over God krijgen vaak te horen dat dit “nutteloos” is. Dat niemand zit te wachten op zo’n “negatieve boodschap”. Maar is dat wel terecht?
Een van de meest verrassende ontmoetingen die ik ooit heb gehad, was die met een man die ik tegen het lijf liep op een conferentie van de Britse National Secular Society. Hij kwam uit Nederland. En hij was atheïst geworden. Geworden. Waarom? Hij had de boeken van mij, van Johan Braeckman, Dirk Verhofstadt en van Floris van den Berg gelezen. Die argumenten hadden hem overtuigd, gaf hij aan. “Ja, maar dan was er toch al iets aan het veranderen, wierp ik tegen? Je was waarschijnlijk al van je geloof afgevallen?” Mijn gesprekspartner ontkende het categorisch: het was een kwestie van lezen, nadenken en de consequenties trekken uit nadenken. Zijn vrouw had dat ook gedaan en met hetzelfde resultaat. Pikant detail: de kinderen waren nu boos, want die waren nog steeds gelovig. Mijn gesprekspartner vond het jammer dat hij eerst, als vader, al die onzin in die hoofden van zijn kinderen had gebracht en ja, nu zou hij de klok wel willen terugdraaien.
Dit zijn de ontmoetingen waarbij de atheïst kan denken: “daar doe ik het voor”. En ook atheïsten hebben die opstekers nodig ook, want atheïsme is in bepaalde delen de meest impopulaire levensbeschouwelijke optie die bestaat. Nee, niet alleen in Saoedi-Arabië. Verschillende onderzoeken wijzen uit dat in de Verenigde Staten van Amerika dan “islamofobie” mag bestaan, maar dat de “atheofobie” oneindig veel groter is. Het is uitgesloten dat men een carrière in de Amerikaanse politiek kan maken als expliciet atheïst. In deelstaten bestaan allerlei wettelijke bepalingen die belemmeringen opleggen aan mensen die in de ambtelijke dienst werkzaam willen zijn maar die zich als expliciet ongelovigen bekennen.
Hoe komt dat? Waarom zijn atheïsten zo impopulair? En waarom zou het belangrijk zijn om atheïst te zijn?
Op die vraag wordt een beredeneerd antwoord gegeven door een van de meest expliciete en welbespraakte atheïsten van Nederland, de Utrechtse filosoof Floris van den Berg. Van den Berg (geb. 1973) heeft een indrukwekkend oeuvre op zijn naam staan en het is niet overdreven te zeggen dat hij werkt aan een “filosofisch systeem”. Hij is niet alleen atheïst, maar ook veganist, feminist, humanist, vrijdenker en liberaal. Hij denkt ook dat die verschillende posities met elkaar te maken hebben in die zin dat wie begint als atheïst consequent doordenkend tot de andere posities zou moeten komen die hier worden genoemd. Elk van zijn boeken begint dus met één van die posities, maar al snel wordt duidelijk dat de andere zich daaruit spontaan ontwikkelen.
Er moet iemand zijn geweest die eens tegen Van den Berg heeft gezegd dat hij streng overkomt en sindsdien schrijft hij boeken die een “vrolijke” vertolking geven aan de politieke of levensbeschouwelijke posities in kwestie. Zo schreef hij al De vrolijke veganist (2013), De vrolijke feminist (2016), maar omdat de Belgische logicus Jean-Paul van Bendegem al een De vrolijke atheist (2012) had geschreven, heeft Van den Berg deze keer een kleine variant gemaakt op die titels.
De olijke atheïst begint met een zin die aan duidelijkheid weinig te wensen overlaat: “De mensheid is beter af zonder religie. Zonder molensteen rond je nek beweeg je vrijer”. Verfrissend is dat Van den Bergs atheïsme niet met allerlei excuserende formules wordt ingeleid (“ik ben ongelovig, sorry, ik wil je niet kwetsen hoor”), maar dat hij zegt “dit boek is missionair atheïstisch”. Wat een verademing na al dat postmoderne gebeuzel van mensen die beweren dat niets beweren de hoogste wijsheid is. Boekgodsdiensten noemt Van den Berg een vorm van literair masochisme. Hij gaat ervan uit dat mensen verhalen vertellen, dat het overgrote deel van die verhalen onwaar is, en dat de bekendste daarvan “religies” worden genoemd.
De olijke atheïst geeft vele handige indelingen die ons kunnen helpen bij zinnig nadenken over religie. Zoals deze, waarin hij vier categorieën discussies typeert die vaak onder de vlag van het atheïsme worden gevoerd.
1. Bestaat god? (epistemologie, metafysica, ontologie, wetenschapsfilosofie).
2. Is god noodzakelijk als grondslag voor de moraal? (meta-ethiek)
3. Wat is de beste verhouding tussen overheid en religie?
4. Wat is goed? (ethiek)
Niets bijzonders? Nou, dat zou ik niet zeggen. Luister maar eens naar de discussies die mensen over dit soort onderwerpen voeren en het gehaspel springt je in het gezicht. Mensen die bijvoorbeeld denken dat de christelijke moraal zo mooi is (4) en op basis daarvan over de eerste drie punten maar wat gaan fantaseren. Of mensen die het gevoel hebben dat “god bestaat” en vandaar in een of andere willekeurige religieuze positie schieten (die van katholicisme, protestantisme of een andere). Of mensen die denken dat je god nodig hebt voor de moraal (2) en daarom beweren dat we pausen en imams maar wat moeten laten aan zwatelen, want anders “hebben mensen geen anker”.
Van den Bergs boek kan ook gelden als een inleiding in de wetenschapsfilosofie of als een cursus argumentatietheorie. Hij gaat uitvoerig in op de regel dat wie stelt moet bewijzen. De gelovige draait dat graag om en schrijft de atheïst de pretentie toe dat hij kan bewijzen dat god niet bestaat. Nee, zegt Van den Berg, wie stelt moet bewijzen. De atheïst stelt niet dat god niet bestaat, maar dat hij nog geen redelijke bewijzen heeft gehoord die duidelijk maken dat hij wel bestaat. Bovendien, als we het uitgangspunt zouden honoreren dat goden moeten worden geacht te bestaan zolang niet bewezen is dat zij niet bestaan, dan zouden we de hele Homerische godenwereld ook als “bestaand” moeten veronderstellen. Maar zo consequent is de gelovige nu doorgaans weer niet.
Van den Bergs boek deed mij bij vlagen denken aan Paul Nielsens boek How to Debate the Left on Islam (2017). Het is goed geschreven en verveelt eigenlijk geen moment. Beide auteurs hebben ook een scherp oog voor de absurditeiten die mensen ophangen als ze graag dingen willen geloven. Wie Van den Berg leest komt überhaupt onder de indruk van het feit dat linkse mensen redeneren als religieus gelovigen, of liever gezegd: nalaten te redeneren. Maar ik in heb zelf ook wel even wat te verwerken na lezing van het boek van Van den Berg. En dat heeft betrekking op wat hij over de vleeseters (carnisten) schrijft. De gelovige veganist is moreel superieur aan de carnistische atheïst. Dat was even slikken, maar ook hier geloof ik dat Van den Berg toch wel gelijk heeft.
Recensie door Paul Cliteur