Het empathisch teveel - Ignaas Devisch
Dit eerder beknopt boek snijdt een erg brandend actueel thema aan. In deze eindejaarsperiode (met onder meer de Music for Life mobilisatie van ‘warme’, menselijke solidariteit) wordt er weer veel gepraat en geschreven over onze blijkbaar harde, koele, egoïstische samenleving. Als ‘tegengif’ wordt dan naar voren geschoven dat we met zijn allen meer empathie moeten betonen, dat we ons dus meer moeten (leren) inleven in de leefwereld van onze minder fortuinlijke medemens.
Ignaas Devisch trekt deze stellingname in twijfel. Vooreerst betwijfelt hij of er wel een empathietekort is. Zo blijken allerlei acties om geld in te zamelen voor een of ander goed doel steeds succesvoller te zijn. Daarna legt hij uit wat hij precies onder empathie verstaat en hoe het komt dat we soms (heel veel) empathie betonen en soms (bitter) weinig. In een volgende hoofdstuk legt hij ook pijnlijk scherp de zwakke kanten van teveel empathie bloot, om uiteindelijk tot zijn centrale stelling te komen: in beperkte kring, zoals een familie, tussen collega’s, tussen buurtbewoners, tussen leden van eenzelfde club, kan én moet empathie werken. Eens de doelgroep te groot wordt, kan en mag empathie beter niet werken. Wij kunnen immers niet al het leed van de hele wereldbevolking op onze schouders nemen. Om alles dan nog leefbaar en werkbaar te maken, moeten we eerder een beroep doen op wat de schrijver ‘werkbare onverschilligheid’ noemt.
Stel dat wij in onze onmiddellijke omgeving een alleenstaande, hulpbehoevende moeder kennen met een zwaar ziek kind, dan zullen wij geneigd zijn om op welke manier dan ook die vrouw te helpen. Waar op zich zeker niets mis mee is. Maar, als we alleen nog maar kijken op de schaal van Vlaanderen, dan zijn er wellicht nog andere alleenstaande moeders te vinden die misschien in een nog grotere nood verkeren. Maar omdat we die gevallen niet kennen, moeten (mogen) we die dan zomaar in de kou laten staan? Natuurlijk niet. In zo’n gevallen, zeker in een samenleving die zichzelf als beschaafd en solidair wil voorstellen, moeten er van overheidswege universele (= voor iedereen die in gelijke omstandigheden zit) voorzieningen worden opgezet gefinancierd uit algemene middelen.
Dit lijkt misschien koud en hard en anoniem, maar, aangenomen dat het stelsel efficiënt is opgezet, zorgt het er wel voor dat iedereen, in functie van zijn of haar precieze noden en/of problemen, op dezelfde rechtvaardige manier wordt geholpen. Dus dat de schaarse middelen zo efficiënt en effectief mogelijk worden ingezet. Een dergelijke aanpak ‘ontslaat’ ons ervan voor elk probleemgeval een beroep te doen op onze empathie. Dit is wat de auteur ‘werkbare onverschilligheid’ noemt.
De auteur is vooral bevreesd dat al diegenen die nu met veel tremolo’s in de stem oproepen tot een grotere inzet van onze empathie, in feite een verdoken pleidooi houden om dan maar de universele en van overheidswege georganiseerde solidariteit af te bouwen. Dus om solidariteit en sociale zekerheid terug te vervangen door liefdadigheid en naastenliefde. Vooral Gwendolyn Rutten met haar boek De geëngageerde burger wordt hier scherp op de korrel genomen door de auteur, alhoewel zij dat daarin helemaal niet voorstelt.
Anderzijds, misschien om zijn argumentatie ‘scherp’ te stellen, verliest Devisch toch ook wel andere pistes uit het oog. Zoals hij het voorstelt, is het alsof het debat enkel gaat over enerzijds de individuele en warme empathie en sympathie, versus anderzijds de door de Staat georganiseerde koude maar rechtvaardige solidariteit. Dat diezelfde collectieve solidariteit ook via privaat initiatief kan worden opgezet (kijken we maar naar de verzekeringsmaatschappijen die exact volgens diezelfde logica werken), vergeet de auteur even.
Hoe dan ook, een helder geschreven en uitdagend boek, waar de lezer soms met zijn eigen kleine kantjes wordt geconfronteerd, maar vooral een boek dat haarscherp uiteenzet hoe binnen een al dan niet grote groep van mensen het toch mogelijk is tegelijk empathisch én onverschillig te zijn. Warm aanbevolen.
Ignaas Devisch, Het empathisch teveel. op naar een werkbare onverschilligheid, De Bezige Bij, 2017.
Recensie door Mark Bienstman